Terug naar Gele Rijders

 

NEUTRALITEITSSCHENDING

 

De spanning tussen de geallieerden en de centralen (Duitsland c.s.) nam steeds meer toe. Er waren reeds meerdere keren vliegtuigen over ons land gevlogen.

De regering, die absolute neutraliteit eiste, gaf opdracht om opstellingen te maken ter bestrijding van luchtdoelen. Om die reden werd er in Schijndel in de buurt van het sta­tion ook een kanon opgesteld (G.K.R.A., Rambonnet).

 

Afb.26  

 

In januari 1917 waren er diverse mutaties. Zo werd de reserve 2e Luitenant G.J. van der Flier officieel beëdigd. Zo'n beëdiging werd niet zo maar even tussendoor afgewerkt. Dat was een "plechtige" gebeurtenis. Op een weiland bij het rectoraat (klooster) werden twee gevechtsbatterijen opgesteld met nog twee gevechtstreinen. Als speciale vertegenwoor­diger was oud-"Gele Rijder" kolonel Wagner aanwezig. (G.K.R.A. Rambonnet, blz. 97)

 

Op datzelfde terrein werd op 31 januari 1917 afscheid genomen van Kapitein-adjudant Jonkheer K.F. Quarles van Ufford. Hij werd overgeplaatst naar de Vesting-Artillerie. Hij werd hier opgevolgd door de al eerder genoemde 1e Luitenant Schoute. (zie afb.17)

De 2e Luitenant Jonkheer G. Quarles van Ufford werd daarom bij de 1A batterij geplaatst.

In augustus komt de reserve paardenarts Swinkels naar Schijndel.

In september arriveert de reserve Luitenant Jonkheer Tindal.

Opvallend is dat er bij de "Gele Rijders" zo veel "blauw bloed" zit. Nogal wat baronnen en jonkheren dienen in dit korps. In oktober 1917 wordt er weer een jonkheer aan toe­gevoegd, namelijk de reserve 2e Luitenant Jonkheer van Loon. Deze wordt samen met de reserve 2e Luitenant van Braam officieel beëdigd in de buurt van de spoorwegover­gang Wijbosch-Eerde: om 11.00 stonden daarvoor de twee batterijen in bataille (veld­slag) opgesteld, in veldtenue en gele dolman. Ook de gevechtstreinen in grijs veldtenue.

 

De reserve 2e Luitenant Jonkheer W.C. Maas was daarvoor speciaal uit Arnhem gekomen. Toen hij in Schijndel aankwam stond voor hem een paard met bereden ordonnans klaar.

 

 

Afb.27  Latere foto van res. 1e Luitenant J. de Goeyen (links) en 1e Luitenant W.C. Maas

 

Hoe het er in Schijndel aan toe ging blijkt uit het volgende citaat uit het boek van Kapitein H.G. Rambonnet:

 

"De winter van 1916 op 1917 kenmerkt zich door strenge vorst, hetgeen met 't oog op 't steeds toenemend gebrek aan brandstoffen ernstige bezwaren medebracht. In de steden hokte men bij elkaar in een - liefst kleine - kamer waar men den geheelen dag doorbracht en waar ook gegeten werd. Ook bij de kwartiergevers van de officieren kon een afzon­derlijke verwarmde kamer niet worden beschikbaar gesteld, zoodat dan ook de vrije avonduren, in een kamer van 't "Hotel de Zwaan" eig. Gooijaarts, gezamenlijk werden doorgebracht, hetgeen - gezien de aangenamen verhouding die er onder de officieren bestond - overigens zeer genoegelijk was.

Het dagelijksch leven in Schijndel bestond voornamelijk in den dienst. Gewoonlijk werd 's winters om 9 uur uitgerukt, terwijl 's middags panorama-oefeningen, rijlessen officie­ren, lessen voor herdressuur van minder goed gaande paarden (bij gunstig weder spring­oefeningen op een daartoe buiten het dorp ingerichte hindernisbaan), petarde oefeningen of bureau-werkzaamheden plaats hadden, terwijl doorgaans een of tweemaal per week Korps- of Brigade-oefeningen plaatsvonden die meestal langer duurden. Voor tafel vereenigden de officieren zich in 't "Hotel de Zwaan", terwijl om 7 uur gegeten werd bij een banketbakker Doyen, alwaar een zeer klein kamertje daartoe beschikbaar was. (zie Afb.46)

De weg daarheen was meestal zoo donker, dat het dikwijls gebeurde dat men tegen den witten paal, die op 't kleine pad stond - om 't doorrijden te beletten - aanliep of dat iemand tijdig waarschuwde: "Pas op den Paal".

Na tafel werd naar 't "Hotel de Zwaan" teruggekeerd of de avond in den huiselijken kring bij de kwartiergevers doorgebracht. Onder dezen was Dr. Kooien, geneesheer te Schijndel, wel iemand die zich veel moeite gaf het den ingekwartierden aangenaam te maken.

De manschappen hadden bij de boeren over 't algemeen goed kwartieren; wel lagen de kwartieren ver uit elkaar, maar de verhouding met de boeren was zeer goed en waar een groot deel der militie tot den boerenstand behoorde, voelden zij zich er spoedig thuis."

 

De hierboven genoemde dokter Alphons A.M.P Koolen heeft ruim 40 jaar als huisarts gefungeerd (1889 – 1929). Zijn prak­tijk werk overgenomen door dokter H.J.H.J. Verstraaten, reserve Officier 2e Klas bij de "Gele Rijders" in Schijndel.

 

In een later fragment schrijft Rambonnet het volgende:

 

 " 's Winters deed het gebrek aan petroleum zich zeer gevoelen. Eens per week werd het ons toebedeelde quantum gedistribueerd, maar het gebeurde nogal eens dat de petroleum niet was aangekomen. Zoo zaten we enkele malen aan tafel met geen andere verlichting dan de z.g. nachtlichtjes van Verkade. Ieder had een pitje bij zijn bord, zodat men maar op goed geluk moest eten!

Ook werd de carbidlamp wel gebruikt in de kamer van 't hotel; deze gaf goed licht maar een onaangename reuk en gaf af en toe een overigens vrij onschuldige ontploffing aan­leiding, waarbij plotseling een lange vlam werd uitgespoten. Wij waren er spoedig aan gewend maar gasten - die het nog niet hadden meegemaakt - schrokken er van, terwijl de overigen lachten.

Voor de berekening van de benoodigde petroleum werd een brandtijd van 1 liter per ten minste 25 uur gesteld en er moest dus met een bescheiden verlichting volstaan worden.

De petroleum en brandstoffen werden evenals alle artikelen die z.g. in de distributie waren (brood, vleesch, enz.) uitsluitend op distributie kaarten verstrekt. Men ontving dan van de gemeente broodkaarten, petroleumkaarten, enz. Het is te begrijpen dat in een plaats als Schijndel, waar toen ten tijde noch gas noch electriciteit was, 's avonds een vol­slagen duisternis heerschte; men kon er letterlijk geen hand voor de oogen zien. In 1917 kon nog met kaarsen tegemoet gekomen worden. "Hoofden van z.g. lichtlooze gezinnen, die soldaten in kwartier hebben en die geen petroleum kunnen ontvangen, kunnen wel­licht voor zoover zij drie of meer soldaten in huis hebben in de gelegenheid worden gesteld een extra hoeveelheid kaarsen te ontvangen. De beschikbaarstelling zal vermoedelijk door tusschenkomst van het gemeentebestuur geschieden, terwijl kaarsen door de kwar­tiergevers moeten worden betaald" schrijft de O.L. en Z.

Blijkens de berekening werd gerekend op 4 kaarsen per maand per gezin, voor de dubbelbatterij werden voor 39 gezinnen 156 kaarsen per maand aangevraagd."

 

 

DE "GELE RIJDERS" OP GLAD lJS

 

Winter of geen winter, op 9 februari werd er een oefening gehouden op de ijsvlakte bij St. Oedenrode. In veldtenue met lichte bepakking - brood, haver en koffie in de hooi­kisten - marcheerde de dubbelbatterij om 9 uur af. Met het materiaal moest zuinig wor­den omgesprongen, daarom werden alleen voor de buitenkant nieuwe kalkoenen mee­gegeven. (Kalkoenen zijn hoefijzers met omgebogen punt; ook de losse pen die in het hoefijzer werd gezet ter voorkoming van uitglijden op ijs).

De oefening werd als zeer geslaagd geboekt.

 

 

Afb.28  De batterijen op het ijs bij Sint Oedenrode, februari 1917.          (J. Kooiman, pag. 370)

 

Op 20 april 1917 defileerde de gehele Cavalerie-Brigade langs de Zuid-Willemsvaart voor "Indië-Weerbaar". De brigade maakte met haar colonne een "schier eindelozen indruk". Een volgende oefening vond plaats op de Groote Heide onder leiding van Kapitein Rambonnet.

De legerleiding onderschatte het gevaar van de toestand zeker niet, want manoeuvres volgden elkaar in een snel tempo op. De Cavalerie-Brigade moest weerbaar zijn.

 

 

Afb.29  De A.M.T. op oefening

                                                      

 

Afb.29a  De A.M.T. op oefening                                                        staande recht Stef Peters

 

Op 3 juni 1917 werd door de 1A batterij nog een demonstratie gegeven op het Concours Hippique in Den Bosch. Het terrein was ca. 60 meter breed en ca. 200 meter lang. Na enige figuren op de grote volte, defileerde de batterij eerst met tweeën en daar­na in bataille (veldslag) in volle ren voor de tribune. Het was een groot succes en de wending van de batterij in de bocht - waarbij het binnenvoertuig in galop bleef en 't bui­tenstuk in rengalop rakelings langs de omheining vloog - oogstte algemene bewonde­ring.

 

Van 21 tot en met 28 juni 1917 werd de Brigade weer naar de Schaijkse Heide gestuurd voor de jaarlijkse schietoefeningen.

De batterijen 1A en 2B van de "Gele Rijders" legerden in die periode in Heesch en Oss. Deze oefeningen werden bijgewoond door de Commandant van de Cavalerie-Brigade - Generaal-Majoor Piepers + en door de Generaal van de Infanterie-Brigade - Generaal­-Majoor Aberson.

 

Vanaf 23 juni kwam ook Luitenant-Generaal van Terwisga zich van de schietvaardigheid van de militairen overtuigen. De schietafstanden varieerden tussen 2000 en 3400 meter. Na enkele weken "kalm aan" werd het weer verzamelen op de Munsche heide. De "Gele Rijders" bivakkeerden toen in Heesch en Wamel.

Kapitein Rambonnet testte de kwaliteit van zijn manschappen nogmaals op 9 augustus. Toen lag het oefenterrein bij Best en Oirschot.

 

Nog geen week later, van 13 tot en met 16 augustus, was er weer een vierdaagse oefe­ning rond Maarheeze en Weert. De Sonsche heide behoorde mede tot het "gevechtster­rein". Tijdelijke standplaats voor het K.R.A. was Geldrop. Deze oefening werd op 17 september weer gevolgd door een vierdaagse oefening op de Schaijkse heide. De "Gele Rijders" waren weer gelegerd in Heesch. Men zou verwachten dat zij voortaan elk hei­depolletje wel wisten te vinden. Op de laatste dag van deze "vierdaagse" kwam H.M. Koningin Wilhelmina de Brigade met een bezoek vereren. De Brigade waardeerde dit bezoek met een voortreffelijk defilé. Op 22 september kwamen "onze" jongens weer in Schijndel aan na een mars van drie en een half uur.

 

 

Afb.30  Verkleinde stafkaart

 

Rust? Nee, dat was er niet bij want op 17 oktober volgde er weer een oefening in Liempde.

 

Tussen al deze oefeningen in werd er nog vaak deelgenomen aan hippische wedstrijden. Die staan vermeld in het hoofdstuk "Sport en ontspanning".

 

Of het nu door al deze manoeuvres komt is niet aangegeven, maar op het einde van dit jaar werd de blauwe kleding steeds meer vervangen door de grijze. Omdat de broeken eerder versleten waren dan de dolmans, zag men in het begin van de overgang nogal eens grijze broeken in combinatie met de oorspronkelijke blauwe dolman, die met gele tressen versierd was.  (G.K.R.A. Rambonnet, blz. 102).

 

 

Afb.31  Volgens de notitie op de achterzijde van deze foto noteerde H. Polman "Schijndel 1916".

 Waar? Molenheide of Rooiseheide?

Links twee "Gele Rijders" in de grijze kleding waarover Rambonnet spreekt.

De anderen in het zogenaamde "werktenue".

 

1918

 

In het jaar 1918 waren er weer veel mutaties in het officierenkorps. In februari werd reserve 2e Luitenant J.A. de Goeyen beëdigd. Deze plechtigheid vond dit keer niet in Schijndel maar in Heeswijk plaats. Aanwezig hierbij waren weer de staf, de gevechts­batterijen in gele dolman en de gevechtstreinen in grijs veldtenue. Kapitein Rambonnet leidde de beëdiging. Het kader van de officieren in Schijndel werd versterkt met 2e Luitenant Jonkheer J.A.H. van der Does en met 1e Luitenant Baron Th.W.L. van Heemstra. Deze laatste was in 1912 al eervol ontslagen en werd nu weer benoemd tot reserve-Kapitein. Heemstra had zich weer vrijwillig aangemeld bij het leger.

 

 

Afb.32  Beediging van de Reserve 2e Luitenant J.A. de Goeyeb te Heeswijk in januari 1918.

 

Het commando van de dubbelbatterij werd door Kapitein baron van Haersolte van den Doorn overgegeven aan de oud-"Gele Rijder" Kapitein H.J. VerhuIst. Voor mevrouw Mien Hermes - van Veghel was dit geen onbekende. Hij was vaak op het korpsbureel, gevestigd in het Tramstation café van Veghel, te vinden.

 

Kapitein Rambonnet en Kolonel Ch. E. Baud onder anderen verlieten Schijndel. Deze laatste werd opgevolgd door Luitenant baron van Boetzelaar. Ook Kapitein baron van Haersolte van den Doorn werd overgeplaatst naar Arnhem.

Het Korps werd verder versterkt met 1e Luitenant van Dam. De beëdiging van hem vond weer plaats bij de spoorwegovergang bij Eerde.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afb.33  Luitenant-Kolonel Baron van Boetzelaar, Korpscommandant, 15 maart 1918.

 

 

 

Intussen werd voor Nederland het gebrek aan levensmiddelen en verschillende beno­digdheden steeds nijpender. De geallieerden waren bang dat deze naar Duitsland uitge­voerd zouden worden en stonden de toevoer slechts met beperkte hoeveelheden en met een strenge controle toe. De blokkade sloot, ondanks aanhoudende protesten van onze regering, de toevoer zelfs helemaal af.

Het gevolg was dat brood, vlees, brandstoffen, benzine, koffie, thee, kaarsen en tal van andere artikelen steeds strenger gerantsoeneerd werden. Voor het leger was er ruim voldoende, alleen de paarden moesten wegens havergebrek strenger gerantsoeneerd worden.

Ondanks dat de winter niet zo streng was als die van 1917 waren er weer verschillen­de vorstdagen. De batterijen konden wederom het vervoer van de kanonnen op ijs testen. Deze testen vonden weer plaats op de "Oude Reijt" en op de ondergelopen weilanden in de buurt van Sint-Michielsgestel.

 

 

SPORT EN ONTSPANNING

 

Naast gevechtsoefeningen vonden er ook sportevenementen plaats. Op 15 augustus 1916 werd er met een detachement deelgenomen aan een Concours Hippique in Den Haag.

Dit stond onder leiding van le luitenant Eschauzier.

 

 

Afb.34  Concours Hippique

 

Op 7 september van hetzelfde jaar trok een patrouille via Ijsselstein en leiden naar Den Haag. Men had daar drie dagen voor nodig. De eerste dag had men 80 km afgelegd, hetgeen als een bijzonderheid vermeld werd.

De terugweg ging over Dordrecht en Nieuwkuyk en nam wederom drie dagen in beslag.

 

 

FESTIVITEITEN

 

De meeste feestdagen werden in het Patronaat gevierd. Ook werden daar wel panora­ma-oefeningen, theorie-lessen en gymnastiekoefeningen gehouden.

Hier was een kantine gevestigd waar erg veel gebruik van werd gemaakt.

De aantrekkingskracht van de kantine was mede te danken aan de uitnemende zorg van de reserve-Luitenant van der Flier en de reserve-Luitenant De Goeyen. Ook de foerier Jasper wist de avonden aantrekkelijk te maken. Uit de "winsten" werden kleine gezel­schappen, die regelmatig werden uitgenodigd, betaald. Vaak waren dat oud-circusartie­sten die door het uiteenvallen van de circussen door de oorlog op zichzelf waren aan­gewezen.

Natuurlijk was het vaak behelpen. De ruimte was beperkt, daarom moesten acts met paarden op het toneelpodium uitgevoerd worden.

Met veel misbaar moesten de paarden het podium opklauteren, bij het licht van een petroleumlamp. De meester smid-bankwerker Everaars moest met carbidlampen voor het voetlicht zorgen. De zadelmaker bespeelde de piano. (G.K.R.A.)

 

Kapitein Rambonnet beschrijft het als volgt:

 

"Het ging er bij zulke voorstellingen gemoedelijk aan toe; zoo zag men b.v. een koord­danseres met 24 duiven een voorstelling geven, terwijl twee kanonniers den draad waar­over zij danste stevig vasthielden en een ander op een laddertje de petroleumlamp op ’t toneel bijvulde !".

 

In de avonduren of overige vrije tijd konden de “Gele Rijders” zich vermaken in het patronaat met kaarten, biljarten enz. Voor de muzikalen onder hen stond er een vleugel.

 

 

Afb.35  In het patronaat

 

Er waren ook nogal wat "Gele Rijders" die hun avonden en/of hun vrije uren door­brachten bij hun kwartiergevers. Zij prefereerden de huiselijke gezelligheid, het kaartje leggen en het "gezellig buurten". Zeker was dat het geval wanneer er bij hun kwartier­adres "vrijgezelle deernen" aanwezig waren. Vaak bleven vrijages dan ook niet uit.

 

In de winter van 1917 werden op verschillende middaguren het kader en de man­schappen in de gelegenheid gesteld te gaan schaatsen op de Schijndelse ijsbaan.

Op 10 februari vonden er zelfs wedstrijden plaats, georganiseerd door reserve-Luitenant van der Flier. De baan was 160 meter lang. Er waren veel prijzen te winnen, die in het boek van Rambonnet uitgebreid genoemd worden. In het lijstje van winnaars valt de naam van wachtmeester Daals op. Zijn naam dook ook op in ons gesprek met mevrouw Mien Hermes - van Veghel.

 

Feesten deed men ook op zijn tijd. Zo vierde het Korps op 31 augustus Koninginnedag samen met de Schijndelse bevolking. Er vonden dan diverse wedstrijden plaats, veelal op de heide in de buurt van het station. De Schijndelse bevolking zorgde voor het muzi­kale gedeelte. Hierbij werd een bijdrage van de (toen nog) Fanfare St. Cecilia bedoeld.

 

 

Afb.36  op de achterzijde van deze foto stond de volgende tekst:

"Gezellig avondje in café van Rooij in Schijndel, aangeboden door Kornet J.A. de Goeyen"

 

In die periode waren er in Schijndel nogal wat café's en bierhuizen. De meeste van die gelegenheden voeren er wel bij, want over het algemeen lustten de "Gele Rijders" graag een biertje. Hierover kunnen oudere Schijndelaren nog wel het een en ander vertellen. Zie daarvoor het hoofdstuk "Schijndelse Schonen", wanneer mevrouw Mien Hermes ­- van Veghel aan het woord is. Maar ook Hein van den Brand en Jan Verhagen weten daar nog van.

 

 

Afb.37  Bureau in Schijndel                                                  (patronaat of café Toon van Veghel)

 

In het al eerder aangehaald boek van J. Kooiman komen we de naam van J.A. de Goeyen vaak tegen. Als je tussen de regels door leest zou je gaan vermoeden dat dit een gezel­lige knaap was die wel van een uitje hield, maar die ook het een en ander kon organi­seren. Op de achterzijde van afbeelding 37 zien we de volgende tekst genoteerd.

 

 Afb.38 

 

Waarschijnlijk is deze tekst ook van J. de Goeyen, immers de ondertekening wijst daar­op. Bovendien zijn de meeste foto's uit die periode die in het archief van de "Gele Rijders" in Arnhem aanwezig zijn van Luitenant J.A. de Goeyen.

 

Uit de tekst blijkt ook dat in de jaren 1915 - 1919 het kasteel Seldensate nog bewoond werd. Jonkheer Laman Trip, gehuwd met Constantia Maria Bosch, dochter van Ir. Valerius Gertrudis Andringa Bosch, had in die jaren de scepter overgenomen van zijn vader in Seldensate.(Het Brabant van Toen, blz. 23)

In Brabants Heem 1981 nr. 1 publiceerde Mechelien Spierings een artikel over "De Hoeve op Nuenveld in het Middelroois Woud". (pag. 30 en verder). In het artikel was een aller­aardigst schetsje opgenomen uit 1563 afkomstig uit "Inv. Schijndel adm. archief nr. 221"

Daarop is als het ware de ligging van Seldensate in relatie met het Schijndelse gebied te zien. De Zuid- Willemsvaart bestond toen nog niet.

 

 

Afb.39  Schets van de situatie rond de hoeve onder het Gewat te Middelrode, van het jaar 1563,

gekopieerd door borgemeesters van Berlicum in 1646 (G.A. Berlicum nr.28)

 

Aan de datum bij de tekst op de kaart (Afd.38) is te zien dat zich dit afspeelde in de nadagen van het verblijf van de "Gele Rijders" in Schijndel.

De dienstplichtige militairen waren merendeels al eind december 1918 afgezwaaid.

 

Overigens werd Kornet de Goeyen in januari 1918 beëdigd tot 2e Luitenant. Op de eer­der geplaatste afbeelding 27 zagen we de inmiddels al tot reserve 1e Luitenant bevorder­de J. de Goeyen.

Zijn mimiek op die foto bevestigt ons eerder geuite vermoeden dat hij een olijke man was.

 

 

Afb.40  dokter van Oppenraaij in het lichte uniform, 2e van rechts.

 

Tijdens het verblijf van de Rijdende Artillerie in Schijndel waren er ook Officieren van Gezondheid aanwezig. Een van hen was dokter W.H.A. van Oppenraaij. Hij was reserve officier 2e Klas, een titel die werd gegeven aan personen die geen militaire opleiding hadden. Deze titel stond gelijk aan 1e Luitenant. Hij vestigde zich als huisarts in Schijndel en bleef dat tot 1948. Zijn praktijk werd toen overgenomen door dokter A.M.L. van de Meerendonk.

 

         

 

Afb.40a  dokter van Oppenraaij in het lichte uniform, 2e van rechts      Afb.41  dokter van Oppenraaij (geb. 1886)

Foto die was afgedrukt op het programmablad

 van zijn 25-jarig jubileum als huisarts in Schijndel

 

SCHIJNDELSE SCHONEN

 

De "Gele Rijders" schijnen tijdens hun verblijf hier nogal wat indruk gemaakt te hebben op de bevolking van Schijndel. Maar ook omgekeerd hadden nogal wat Schijndelse schonen indruk gemaakt op de "Gele Rijders", want maar liefst negen van hen hebben in Schijndel hun levensgezellin gevonden en zijn er zelfs gaan wonen.

Hun namen luiden: Willem Bijsterbosch, Johan van Kampen, Jan Kamphorst, Herman Kraaijvanger, Hend Looman, Dorus Martens, Hein Memel, Stef Peters en Willem van Woezik.

"Gele Rijder" Broekhof nam zijn meisje Dina van Herpen, dochter van Knilles (Cornelis) van Herpen, mee naar Den Bosch. Hij werd daar de chauffeur van wijlen Mgr. Mutsaars, bisschop van Den Bosch.

 

 

Afb.42  Even poseren tijdens het roskammen en optuigen.

De 4e huzaar van links (staande) is "Gele Rijder" Herman Kraayvanger

tijdens zijn opleiding in de (toen nog) Willemkazerne in Arnhem.

 

Bier was ook bij de "Gele Rijders" geliefd. Hoewel de meesten volgens de gezusters van Veghel keurige jongens waren, waren er ook wel "echte zuipers" bij.

Soms waren er echte braspartijen. Bertha van de Biggelaar, dienstmeisje bij de familie van Veghel, riep eens uit: "Die jongens van de infanterie, dat waren nog eens nette jon­gens. Maar die Gele Rijders: zuipers zijn het, grote zuipers!".

Zoiets lieten de "Gele Rijders" natuurlijk niet over hun kant gaan en ze pakten Bertha dan ook eens stevig beet en eisten van haar dat ze zou zeggen: "Liever een kus van een "Gele Rijder" dan van een infanterist". Eerst wilde Bertha nog niet erg, maar toen de greep steviger werd riep ze dan ook luid: "Liever unne kus van een "Gele Rijer" dan van unne infantrist".

 

 

Afb.43  Het Korpsbureel bij het Tramstation van van Veghel

 

Mien van Veghel: "eens zaten er een paar bij ons aan de bar en die hadden al genoeg op volgens vader. Maar ze dreigden de boel kapot te slaan als ze niet meer kregen. Net toen kwam de adjudant van verlof terug. Hij hoorde het spektakel, maakte vlug de deur op slot en slingerde alle aanwezige "Gele Rijders" op de bon. Met als gevolg "het cachot".

 

Ook Hein van den Brand, geboren in 1909, kan zich nog herinneren dat er "goeie drin­kers" bij zaten. Hij woonde toen "op het Elscot". In die buurt waren nogal wat "Gele Rijders" ingekwartierd.

Elke middag gingen ze eten halen in een grote tent, die tegenover het patronaat in de wei stond, waar nu de flat "De Cluse" en de woningen aan de Boterweg zijn. Vooral in het weekend, als ze soldij hadden gekregen, gingen er veel "Gele Rijders" naar het café van Perke (Du Perko), in de naoorlogse jaren "Hoek van Holland" genoemd. Tot voor kort was er café-restaurant DaVinci gevestigd.

Sommige "Gele Rijders" legden daar even aan, maar dat even ontaardde wel eens in een grote braspartij. Ze werden dan door een van de officieren opgepakt en in de "petoet" gesmeten.

Aldus het relaas van Hein van den Brand.

 

Jan Verhagen, onze boombeeldhouwer, kan er ook nog van getuigen. Hij moest samen met zijn zusje - de latere zuster Adrelina - wel eens bonnen gaan halen in het "Raodhaus". Daar zaten soms "Gele Rijders" in "den bak" die er lustig op los zongen. Wie weet is dat wel de reden waarom Jan nu uit volle borst meezingt met het Smartlappenkoor!

Hij herinnert zich ook dat Mina van den Weijenberg daar toen werkte en de opgesloten "Gele Rijders" eten bracht.

 

De gezusters van Veghel vertelden dat bij hen (in het tramstation) de proviand altijd aankwam. De koks van de verschillende groepen - Wijbosch, Heikant en het patronaat - kwamen het daar ophalen.

De bevoorrading van proviand (brood enz.) vond plaats vanaf de Zuid-Willemsvaart. Met paard en wagen reed men bijna dagelijks op en neer naar de Heeswijkse brug. Daar kwam de voorraad aan met de boot vanuit Den Bosch.

Soms mocht het jongere broertje Tijn van de gezusters (toen nog) van Veghel mee op en neer. Als hij dan terugkwam had Tijn hele verhalen over hoe het was gegaan en ook wel eens dat hij een grote pot bier had gekregen. Bij de brug waren enkele cafés, o.a. van Blommers en daar hadden de "Gele Rijders" met Tijn dan "even aangelegd".

 

 

Afb.44  Op deze foto zit Tijn van Veghel samen met een ander jongetje op de bevoorradingskar.

 

 

Afb.45  Terug van weggeweest…. van een winterse oefening, te zien aan de berenmutsen en zware jassen.

 

Andries van den Boogaard, geboren in 1906, woonde toen in de Heuvelstraat, dat heette toen ook d'Elschot. Hij weet nog dat er "Gele Rijders" in het patronaat haver, hooi en stro gingen halen. Voor het patronaat liep dan zo'n "Gele Rijder" met een grote sabel en een kolbak op zijn hoofd op en neer. Als Andries dan van school naar huis moest durfde hij er niet goed langs. Vooral de "Gele Rijders" met een grote snor zagen er angstaanjagend uit. Maar - gaat Andries verder - het kan ook zijn dat die angst veroorzaakt werd door het patronaat. Daar was hij namelijk ingeënt tegen de pokken en daarmee had dokter KooIen hem toen flink te pakken gehad!

 

 

 

 Terug naar Gele Rijders